Boterzuur in de kuil

18 januari 2024

Regelmatig komen er vragen binnen over hoge boterzuurgehalten in de graskuil. De norm voor het boterzuurgehalte in een graskuil is  < 3 g/kg ds.

Boterzuurbacteriën zijn anaerobe bacteriën (deze groeien zonder zuurstof) en komen van nature veel voor in grond en mest. De boterzuurbacterie is een sporevormende bacterie. Sporen zijn bacteriën in een soort rusttoestand die erg goed bestand zijn tegen droogte, hitte en andere extreme omstandigheden. Op die manier kunnen ze jaren overleven en onder gunstige omstandigheden weer ontkiemen tot schadelijke bacteriën. Via strooisel, mest, maar met name slecht kuilvoer kunnen boterzuurbacteriën en -sporen in de melk terecht komen. In tegenstelling tot de boterzuurbacteriën, overleven de sporen de pasteurisatie van de melk en kunnen problemen veroorzaken bij de kaasbereiding (ranzige smaak).

Dus niet het boterzuur of de boterzuurbacteriën zijn het probleem, maar de gevormde sporen. Bij te hoge gehaltes worden er door de melkfabriek waarschuwingen en kortingen op de melkprijs gegeven.

Preventie

Besmetting van melk met sporen van boterzuurbacteriën gebeurt altijd tijdens het melken, de besmetting komt van buitenaf. Zelfs wanneer je een matige kuil voert, kan men met zeer veel hygiënische maatregelen in de stal en rondom het melken, melk leveren die voldoet aan de kwaliteitseisen wat betreft boterzuursporen. In de praktijk blijkt dit vaak een moeilijke opgave te zijn.

Preventie zal vooral zorgen voor het verlagen van de besmettingsgraad (verdunnen) van het rantsoen en het intensiveren van de voorbehandeling van het uier.

De melk in de uier is altijd vrij van sporen van boterzuurbacteriën. De sporen kunnen alleen van buitenaf in de melk komen.Dit betekent dat wanneer er sprake is van te hoog “boterzuur” de melk besmet is tijdens of na het melken.

Een koe zit altijd een beetje onder de mest en soms ook onder voerresten. Bij opname van besmet kuilvoer passeren de boterzuursporen onveranderd het lichaam van de koe en komen in de mest terecht. Hoe meer sporen er in het voer zitten, hoe meer er ook in de mest terecht komen.  Naarmate er meer bacteriën en sporen op uier, spenen en achterhand zitten wordt het moeilijker ze voor het melken volledig te verwijderen. Anders gezegd: hoe hoger de “bacteriedruk” is, hoe groter de kans op besmetting van de melk is.

Welke maatregelen kun je nemen om afwijkingen te voorkomen?

  • Scheer de beharing van de uier weg en scheer/knip ook de staart. Mest- en voerdeeltjes blijven dan niet zo gemakkelijk aan de uier kleven en hierdoor blijven de dieren ook schoner;
  • Hygiëne bij melken: Zorg voor een juiste voorbehandeling, gebruik voldoende schone doeken of papier. Was eventueel de dieren met voldoende én vooral schoon water en droog na met een schone, droge doek. Tenslotte kunnen ook vuile handen de overdracht van sporen van boterzuurbacteriën bevorderen. Het gebruik van handschoenen is dan ook aan te bevelen;
  • Zorg voor een schone stal: Houd de ligplaats schoon en droog. Zorg dat de boxafmetingen aangepast zijn aan het vee. De boxen moeten  niet te klein zijn, want dan zullen de dieren eerder op de roosters gaan liggen. Te grote boxen daarentegen geven een grote kans op bevuiling van de koe;
  • Gebruik het “verdachte” kuilvoer niet voor de melkkoeien. Combineer de minder goede partijen met goed ruwvoer, zoals snijmais of goed kuilgras en voer dit bijvoorbeeld aan het jongvee. Let wel op: alle kuilen, dus ook snijmaïskuilen, kunnen sporen bevatten.

Vanuit de zuivelindustrie is er ook een advieskaart gemaakt om boterzuursporen zoveel mogelijk te voorkomen. Deze advieskaart kun je hier bekijken.

Andere ruwvoer+ nieuws artikelen